Peter van der Velden benoemd tot ereburger van Breda

Vertrekkend burgemeester Peter van der Velden van Breda is in een bijzondere raadsvergadering op donderdag 27 november benoemd tot ereburger van Breda. Hij kreeg daarbij de zilveren erepenning van de stad uit handen van Hanneke van Maanen, plaatsvervangend voorzitter van de gemeenteraad. Zijn inzet voor mens, samenleving en stad was voor college en raad aanleiding om hem tot ereburger te benoemen. Tijdens deze raadsvergadering nam Peter van der Velden tevens afscheid van de gemeenteraad.

 

Het ereburgerschap wordt hem verleend voor zijn rol als verbinder tussen college en raad, zijn werk als ambassadeur en boegbeeld van Breda, zijn voortrekkersrol in de ontwikkeling en de samenwerking van de regio West-brabant, zijn rol als burgervader en voor de belangrijke stempel  die hij gedrukt heeft op de openbare orde en veiligheid en de aanpak van de criminaliteit in Breda en regio.

 

Enkele citaten uit de voordracht van de gemeenteraad:

“Samen met de raadsfracties heeft hij de Bredase gemeenteraad in een actieve, initiatiefrijke positie weten te brengen. Mede dankzij zijn inzet is de relatie tussen fracties en raadsleden onderling en die tussen college en raad positief kritisch maar vóór alles respectvol”

 

“Wij kunnen nauwelijks genoeg benadrukken van welk enorm belang de persoonlijke werkwijze en inspanningen van burgemeester Van der Velden in zijn werk als ambassadeur en boegbeeld van Breda naar buiten zijn geweest. Bij de totstandkoming en doorontwikkeling van de Regio West-Brabant is hij onmisbaar geweest. Hij heeft de beleving van de gemeentelijke samenwerking in de regio daarmee een geweldige dienst bewezen”.

 

“Als mens onder de mensen heeft hij op ons diepe indruk gemaakt op al die ingrijpende momenten waarop hij zich in de stad tussen de mensen begaf: met het gevoel voor andermans emotie brengen van onwelkome boodschappen in wijken, een arm om de schouder van een door brand getroffen ondernemer, het er simpelweg zijn voor nabestaanden van een ramp. Onze burgemeester was burgervader op een wijze die elk stadsbestuur zich zou wensen”.

 

“Burgemeester Van der Velden heeft de organisatie van de veiligheid in Breda flink versterkt ook op het vlak van de bestuurlijke aanpak van criminaliteit, ook buiten de grenzen van de stad en bovenregionaal in de samenwerking met de B5”
 


“Burgemeester Peter van der Velden werd in de uitoefening van zijn functie als bestuurder en als ‘mens onder de mensen’ door de inwoners van de gemeente, de medewerkers van de gemeentelijke organisatie en stadsbestuurders breed gewaardeerd. Hij heeft zich buitengewoon verdienstelijk gemaakt voor de stad Breda”.

 

Afscheidsrede burgemeester Peter van der Velden, Breda 27 november 2014

Leden van de gemeenteraad, collegeleden, collega-bestuurders, lieve familie en vrienden, dames en heren,
U kent allemaal de Franse uitspraak: ‘Partir, c’est mourir un peu.’
Natuurlijk sterft er op een dag als vandaag een stukje van mij. Een stukje dat ‘lokaal bestuur’ heet. En een stukje dat ‘West-Brabant, Baronie, Breda’ heet.
Mensen die me kennen, weten dat ik met hart en ziel openbaar bestuurder ben geweest, wethouder en burgemeester in diverse gemeenten. Meer dan 25 jaar lang.
Het grootste deel van mijn bestuurlijke tijd speelde zich in West-Brabant af. En ik kan met een verwijzing naar Kennedy met recht zeggen: ‘Ich bin ein West-Brabander’.
Voor en bij mijn aantreden als burgemeester van deze Nassaustad leek de samenwerking tussen Breda en de omliggende gemeenten nogal wat te wensen over te laten. Vandaag is dat gelukkig anders. Ik prijs ons rijk met de alliantie tussen de 19 gemeenten en vooral met de constructieve bestuurlijke vriendschappen tussen onze diverse gemeenten.
Zoals het Berlijn van Kennedy de eeuwenoude verbinding tussen Oost- en West-Europa modern vorm geeft, zo verbindt de stad Breda
West-Brabant schuine streep Zuidwest-Nederland aan de westzijde, en de rest van Brabant aan de oostzijde. Breda heeft de morele verplichting om de belangen van het westelijke gebied in het oosten te behartigen en andersom.
Ik heb de afgelopen tien jaar gepoogd een bijdrage te leveren aan die kruispunt-rol van Breda. Kruispunt, want ook voor het noorden en zuiden heeft Breda al zeven eeuwen een verbindende positie. Voor de Hollanders zijn we het Haagje van het Zuiden, voor de Belgen de meest noordelijke stad van Vlaanderen.
De importantie van Breda die met de Bourgondische Nassaus in de vroege Renaissance begon, krijgt in de 21e eeuw weer steeds meer gestalte. Vanuit een oprechte wens van de Bredanaars om het goede leven vorm te geven. Het verbaast mij dan ook niets dat er zoveel sollicitanten voor de functie van burgemeester van Breda zijn.
Bredanaars werken aan en genieten van het goede leven. Dat doen we met prachtige evenementen en voorzieningen in onze stad. En er is heel veel in ontwikkeling. Zowel in de hardware, denk aan het nieuwe station, als in de software van de stad: de grote sociale veranderingen die zich ook hier voltrekken.
We hebben het goed met elkaar, maar we moeten ons talent van verbinding, de combinatie van economische kracht en levensvisie, ook inzetten voor anderen. Zeker in een tijd waarin zoveel mensen zoekende zijn naar betekenis in hun leven en naar het maken van de juiste keuzes.
Dat brengt mij op een ander thema dat ik bij mijn afscheid als burgemeester graag wil belichten. Naast de bestuurlijk-strategische lijnen, verdienen de levens van alledag onze volle aandacht en warmte.
In een kersttoespraak verwees ik eens naar Franciscus. Een man die aandacht gaf aan iedereen; geen recalcitrant of revolutionair gedrag vertoonde, maar binnen de grenzen van het mogelijke, diezelfde grenzen wat oprekte, waardoor het leven draaglijker werd voor hen die wat minder snel in de vaart der volken mee leken te kunnen. Ik zie hem als een voorbeeld voor bestuurders, ministers, burgemeesters, wethouders, raadsleden, werkgevers en anderen die verantwoordelijkheid dragen.
Met de huidige snelheid van leven is het van belang de juiste attitude, de juiste mentaliteit te hebben om snel veranderende situaties oprecht tegemoet te treden.
In vergelijking met 10 jaar geleden, bij mijn aantreden, komt de lokale overheid in een andere rol: steeds minder in een uitvoerende en steeds meer in een regisserende en participerende rol. Zijn we daarvoor voldoende toegerust? Zijn we vooruitstrevend genoeg? Is het Huis van Thorbecke niet aan een verbouwing toe?
Met onze Commissaris Wim van de Donk stel ik me de vraag: ‘Hoe worden we een wezenlijk – ik herhaal: wezenlijk - pluriforme en open samenleving? Dus niet alleen in naam. Maar in gedrag! De actuele zwarte-pieten-discussie toont eens te meer dat de echte verbinding in onze samenleving ontbreekt. Het is goed ons af te vragen, juist als lokaal bestuur, hoe we recht doen aan verschillen? Hoe we die beschermen, ontwikkelen en stimuleren?
Thorbecke, Van de Donk, de straat..., als we één ding kunnen leren, is het wel dat niets ooit hetzelfde blijft. Alles is in ontwikkeling. En alles vraagt dus voortdurend onderhoud. Zeker als de ontwikkelingen elkaar in hoog tempo opvolgen.
Onderhoud dus; ook aan de onderlinge verhoudingen tussen college en raad. Bij grote veranderingen kun je niet op dezelfde maat en schaal doorgaan. We zien dat in ons communicatiegedrag. Ons over-communicatie-gedrag soms. Recent gingen er 40 mails rond over de vraag of een bepaald voorstel wel of niet in behandeling moest worden genomen. Was het niet beter geweest om ons met diezelfde energie in de inhoud te verdiepen?
Ik begrijp dat soort dingen wel, maar zou –over mijn graf heen regerend- toch willen pleiten voor het versterken van een cultuur van vertrouwen en co-creatie. Oude partij- tegenstellingen vormen geen werkbaar concept meer in een wereld die wordt gekenmerkt door kwetsbare verhoudingen en wederzijdse afhankelijkheid.
We bewegen richting een nieuwe democratie. De commissaris verving in dat verband het begrip ‘marktwerking’ door het veel bredere begrip ‘gemeenschapswerking’ waarin overheid, markt en samenleving tot nieuwe verhoudingen komen. Met meer ruimte voor variëteit en maatwerk.
En hij had goed geluisterd naar mijn vriend Ed Nijpels, die bij het prachtige symposium over de ‘burgemeester van de toekomst’ vorig jaar in onze Grote Kerk, vurig voor die lokale variëteit pleitte. Laat ik het dan ‘at the end of my career’ toch ook nog een keer eens zijn met de liberalen...
Diversiteit, variëteit, gedifferentieerde aanpak, het zijn dé woorden van de toekomst. Zowel in politieke zin als in pragmatische zin gaat het om de omgang met elkaar.
Enige tijd geleden was ik op stage bij de Makro. Ik sprak met de mensen die daar aangepast werk doen en zo de kans krijgen om mee te doen. Ook al is dat dan misschien niet in een reguliere baan. Het was leuk, we hebben flink gelachen samen. En het was leerzaam met ze te praten over hun mogelijkheden. Een van hen zei me wat somber: ‘Maar burgemeester: wij hebben een beperking.’
Nou, dames en heren, ik heb ook een beperking. Met mijn diabetes moet ik elke dag zorgen dat mijn instelling goed is. Letterlijk en figuurlijk. Bovendien ben ik al 26 jaar burgemeester.
Dat beperkt je ook behoorlijk...
Ik heb veel steun van u allemaal mogen ervaren. Ook waren alle ambtenaren er elke dag en soms nacht als het moest, om mij in mijn rol te ondersteunen. Mijn dierbaren waren daar, altijd, om mij te ondersteunen ... de leden van de gemeenteraad, de Bredanaars, de collega- bestuurders in en buiten het college en noem maar op.
Ik ben daar heel dankbaar voor en pleit voor wederzijdse solidariteit om elkaar in onze beperkingen te ondersteunen. Dus ook die mensen bij de Makro.
De VN resolutie 48/96 definieert het woord ‘beperking’ als: vermindering van mogelijkheden . Functiebeperkingen die onder de bevolking van elk land voorkomen.
Ik zou u willen vragen: ‘Wil iedereen zonder beperking nu even zijn hand opsteken?’ Dat zijn er maar weinig...
Op gelijke voet deelnemen aan het maatschappelijk verkeer is met een handicap, beperking, stoornis of afwijking niet altijd makkelijk. Maar dat wil niet zeggen dat je helemaal niet kunt deelnemen! Je kunt andere dingen doen of op een aangepaste manier werken.
Daar hebben we allemaal een verantwoordelijkheid in. Het participatieprobleem – op het gebied van scholing, arbeid, sociaal leven, vrijetijdsbesteding- komt immers niet alleen voort uit de beperking bij een persoon, maar ook uit de ‘handicap-makende’ omgeving, zoals wij die vaak creëren.
Met een beperking mee kunnen én mogen doen zou volstrekt vanzelfsprekend moeten zijn. Zeker als je bedenkt dat er in ons land ca. 2 miljoen mensen met beperkingen zijn. Als u een representatief publiek bent, blijkt die schatting nog aan de lage kant...
Laat beperkingen onze kracht zijn en het begin van echt en met respect naar elkaar luisteren.
Dat is ook een goed uitgangspunt in de ‘rat race’ die we dagelijks ervaren, onder andere door ons zeer intensieve gebruik van allerlei media. Dat vraagt om permanente reflectie en luisteren als tegenhanger.
Sommige mensen worden door hun lichamelijke of psychische beperkingen gedwongen tot matigheid. Maar zou het ons als bestuurders niet ook sieren als we door middel van zorgvuldige hoor-en-wederhoor gematigdheid aan de dag blijven leggen en ons niet laten leiden door het populisme dat de hoge politieke omloopsnelheid van vandaag schijnbaar lijkt te vragen?
Ik denk het wel. De vluchtelingen in het AZC hebben dat nodig net als de jongeren en ouderen die een beroep moeten doen op zorg. Juist in 2015 als de gevolgen van de grote decentralisaties zich gaan manifesteren. De sociaal zwakkeren hebben dat nodig. Maar ook de culturele sector of zelfs de economie, juist nu de oververhitting van 2008 geen eenmalige gebeurtenis blijkt te zijn.
Het vraagt moed om degene te zijn die gematigdheid aan de dag legt. Degene die zegt: ‘wacht even, laten we er nog eens goed over nadenken’.
Gelukkig zit die moed ons in de genen. Aan de overkant van de markt staat de grootste Nassaukerk van Europa. De Nassaus, heren aan het hof van Bourgondië, lieten dit monument ontwikkelen als symbool van het nieuwe denken in hun tijd: het Europees humanisme dat gekenmerkt werd door ‘creativiteit en lenigheid van geest’, zoals Erasmus’ moeder het formuleerde. Kernwoorden toen waren:
Vrije dialoog, kritisch denken, tolerantie, respect, verantwoordelijkheid, goed onderwijs en de vorming van wereldburgers.
Wat mij betreft geven we die begrippen opnieuw lading.
Ik zie dat ook om me heen gebeuren. Jongeren die, ook in Breda met zijn grote en internationaal georiënteerde hogescholen, de verbinding zoeken met elkaar; fysiek en digitaal. En vanuit gelijkwaardigheid een nieuwe samenleving bouwen.
Laten we het Neo-Bourgondisch-denken noemen. Daarbij mag je natuurlijk genieten van spijzen en andere geneugten van het leven. U weet dat ik een fervent carnavalsvierder ben. Maar het Nieuw- of Neo-Bourgondisch denken gaat verder. Het is een inclusief denken waarbij kracht samengaat met beperkingen.
Kracht, dames en heren, zit namelijk in de beperking. Daar moeten we juist in de cultuur van het openbaar bestuur over praten. Het gaat daarbij niet om ‘de macht’, maar om gemachtigd zijn en verantwoording willen afleggen.
Namens u was ik tien jaar gemachtigd om uw burgemeester te zijn. Met al mijn kracht en met al mijn beperkingen. In tien jaar burgemeesterschap is er veel veranderd. De digitalisering heeft een enorme vlucht genomen; we spreken over de al of niet gekozen burgemeester; de stad heeft meer verbinding met de regio dan ooit; maar ook het vluchtige en soms het verwende en megalomane denken is toegenomen. Ook de komende 10 jaar verandert er ongetwijfeld veel.
Dames en heren, ik ga mijn laatste speech als burgemeester van Breda beëindigen.
Allereerst met een dankwoord aan de Bredanaars, aan de ambtenaren, aan collega’s in de opvolgende colleges, en zeker de gemeenteraadsleden, aan de commissaris en de majesteit die mij het vertrouwen gaven. En aan, ik noemde ze al eerder: mijn partner Ina en mijn fantastische dochters Karlijn, Hiske en Pammeke.
Heel veel dank!
Ja, vandaag voelt ‘partir’ ‘un peu’ als ‘mourir’...
Natuurlijk heb ik verdriet over het beëindigen van mijn betrokkenheid bij Breda als burgemeester. Ik vervulde deze rol met liefde.
Inspiratie en motivatie putte ik uit het gesprek, met u en met alle Bredanaars. Voor u is de tijd gekomen om het gesprek aan te gaan met een nieuwe burgemeester.
Voor mijzelf om nu ook andere gesprekken aan te gaan: in de wereld van de coöperaties met Werk&Vakmanschap en in de wereld van de zorg bij Amarant. In de verwachting en het vertrouwen dat daaruit weer nieuwe verbindingen ontstaan waarbij beperking en kracht elkaar aanvullen.
Tot slot, als allerlaatste:
Bij mijn aantreden citeerde ik de Bredase dichteres Yvonne Né, van wie inmiddels diverse poëzieregels onze bruggen en bankjes sieren. Ik wil nu ook afsluiten met wat ze in de Madrigalen voor de Stad Breda schrijft:
‘Aa waterader en Mark is haar gade’.
Moge de ontmoeting tussen verschillende stromen, tussen krachten en beperkingen, voor altijd de kernwaarden van deze stad zijn.
Ik dank u zeer!